Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [15]Want Jabez riep den God Israels aan, zeggende: Indien Gij mij [16]rijkelijk zegenen, en mijn landpale vermeerderen zult, en Uw hand met mij zijn zal, en met het kwade [alzo] maakt, dat het mij niet smarte! En God liet komen, wat hij begeerde. 15. Dit wordt hier bijgevoegd om te kennen te geven waarom Jabez heerlijker en treffelijker was geworden dan zijn broeders, namelijk, omdat hij door het gebed tot God den zegen Gods overvloediger over zijn huis gekregen had. 16. Hebreeuws, zegenende mij zegent. Dit is een afgekorte en onvolmaakte manier van spreken, waarin de belofte verzwegen wordt, die deze man Gode gedaan heeft, zo hij de zegening verwierf, waar hij God om bad; gelijk de Hebreen in het eedzweren de straf verzwijgen, die zij zichzelven toewensen zo zij valselijk zweren; alzo verzwijgen zij somtijds de beloften in hun wensen. Gen.28:20,21,22 staat het in zijn geheel.
, [], Volume 4: Article 2 (2002) R. Christopher Heard, Echoes of Genesis in 1 Chronicles 4:9-10: An Intertextual and Contextual Reading of Jabez's Prayer; First Chronicles 4:9-10 has not received much sustained scholarly attention, but Bruce Wilkinson's The Prayer of Jabez has made those two verses both well-known and newly popular in mass-market Christianity. Leaving aside the furor over Wilkinson's popular treatment, this article elucidates the sense (including overlooked ambiguities in the lexical sense) and structure of this brief passage internal to Chronicles, explores certain intertextual connections between 1 Chron 4:9-10 and selected passages in the book of Genesis, and suggests some possible functions for 1 Chron 4:9-10 and related passages in 1 Chron 4-5 within the socio-historical context of Achaemenid Yehud.